The official conjugation is as follows: ik wil (I want) jij/u wilt (you (informal)/you (formal) want) hij/zij/het wil (he/she/it wants) wij willen (we want) jullie willen (you (plural) want) ze willen (they want) And today, we are discussing the conjugation for jij/u (you (singular)).

Hoe zit het precies? Bij bijna alle werkwoorden eindigt de vorm die in de tegenwoordige tijd bij hij, zij en het hoort (de 'derde persoon enkelvoud') op een t . Op de hoofdregel bestaan een paar uitzonderingen. Natuurlijk hij is, maar ook hij kan, zal, mag en wil. Kunnen, zullen en mogen hebben meer onregelmatige vormen in de tegenwoordige tijd.
Bij de meeste werkwoorden bestaat de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd uit de stam + de uitgang - t: hij vindt, hij racet, ze bevestigt, ze deletet, het hagelt, het sneeuwt. De onregelmatige werkwoorden willen, kunnen, zullen en mogen zijn daarop een uitzondering.
'Hij wil' of 'hij wilt'? Dan de volgende vraag: is het 'hij wil' of 'hij wilt'? Zoals je in het vervoegingsschema van 'willen' hebt kunnen zien, schrijf je in alle gevallen 'hij wil'. 'Hij wilt' bestaat niet. Je kunt dus niet zeggen: De minister-president wilt zijn mening geven. (fout) ik wil - ja chcę jij/je wilt - ty chcesz (Wil jij?) hij wil - on chce zij/ze wil - ona chce u wilt - Pan/Pani chce. wij willen - my chcemy jullie willen - wy chcecie zij/ze willen - oni one chcą u wilt - Państwo chcą

Hij/zij wilt: fout! In zinnen als 'Hij wilt niet opgeven' en 'Zij wilt graag een nieuwe auto' geldt wilt als een flinke fout. 'Hij wil niet opgeven' en 'Zij wil graag een nieuwe auto' zijn juist.

wY6W. 16 414 410 65 498 235 180 356 85

zij wilt of zij wil